Ruud's Music Magazine op het web

Erik

“Troubadour met een vleugje cabaret”

Enkele maanden geleden verraste de 45-jarige Erik Fikken uit Weert de Limburgstalige muziekwereld met zijn debuutalbum, dat luistert naar de naam ‘Erik’. Tien composities waarvan de meeste door hem zelf gecreëerd zijn, zowel de tekst als de muziek. Wie is Erik, wat wil hij met zijn CD bereiken? Allemaal vragen die beantwoord werden tijdens een gesprek met deze liedjeskunstenaar, die naast zingen ook de penseel hanteert. Zijn repertoire omschrijft hijzelf als een mengeling van een lach en een traan, maar zijn debuut-album straalt toch vooral de zonnige en humorvolle kanten van het leven uit. Erik: Een troubadour met een vleugje cabaret. De schrijfblok ligt open op tafel. We gaan beginnen!

Erik, vanuit welke achtergrond ben jij uiteindelijk in de wereld van de Limburgstalige dialectmuziek terechtgekomen?
“Toen ik een jaar of achttien was schreef ik wel eens teksten, in het Engels. Ik heb dat toen niet zo heel lang gedaan, maar kan me wel nog herinneren dat het hevige, felle teksten waren. Behoorlijk maatschappij-kritisch. In die tijd maakte ik deel uit van een plaatselijke band in Weert. Dat zal rond 1979 zijn geweest. Daarna heb ik een hele tijd niks gedaan. Pas in 1993 vormden mijn vrouw en ik, samen met een ander echtpaar, een cabaretclub, met teksten in het Nederlands. We noemden ons ‘Cabaret Ventiel’. Dat heeft plaatsgevonden tussen 1993 en pakweg 2002. Dat lijkt heel lang, maar in die periode hebben we slechts twee keer twee voorstellingen gegeven, in het Waagtheater te Weert. We kwamen echter elke week bij elkaar en kletsten en fantaseerden honderduit. Het was bij wijze van spreken een gezellige biljartclub die nooit meedeed aan een toernooi. Het was veel praten, veel lol, maar er kwam weinig op papier. ‘Cabaret Ventiel’ was voor ons een kapstok waar we de belevenissen van alledag, op onze eigen wijze, aan konden ophangen. Het leukste daarbij waren de Nederlandstalige liedjes die we schreven. Over het eigen huis, de tuin, de vakantie, de saaiheid van het koningshuis, noem maar op. De sketches komisch, de teksten iets serieuzer. Achteraf gezien ben ik ervan overtuigd dat deze periode voor mij een voedingsbodem was, die uiteindelijk dus tot mijn debuut-album heeft geleid”.
Welke zangers of artiesten zijn voor jou voorbeelden?
“André van Duin is voor mij iemand die niet alleen heel veel humor heeft, maar ook serieuze liedjes op een prima manier kan vertolken. Veel mensen weten dat niet, maar zo ervaar ik het wel. Hij heeft verschillende kanten en dat spreekt me enorm aan. Hij is in elk geval altijd verrassend. Kijkend naar Limburgse artiesten heb ik heel veel respect voor Gé Reinders en Arno Adams. Onnavolgbaar. Deze twee artiesten hebben mij als het ware geïnspireerd om ook muziek te gaan schrijven en dus uiteindelijk een CD te maken. Dat is zo ontstaan rond 1999/2000, dus toch alweer een jaar of zeven geleden”.
Wanneer besloot je om echt een CD te gaan maken?
“Een jaar of vier geleden. Echt concrete ideeën had ik toen nog niet. Ik was als het ware een brouwerij, maar zonder bier! Ik was wél vastbesloten om “iets” te gaan uitproberen. Het nemen van zangles leek me wel verstandig en dat heb ik ook gedaan. Sinds 2002 heb ik daarom elke week zangles. Vervolgens ben ik op zoek gegaan naar een gitarist, die mij kon begeleiden. Uiteindelijk ben ik pas zo’n twee jaar geleden heel serieus met de CD aan de slag gegaan. Ik had namelijk een heleboel ideeën, maar geen muzikanten om het instrumentale gedeelte uit te voeren. Maar ja, daarvoor zijn studio’s! Ik stapte naar de studio van Ronald Moonen, in Weert, en legde hem mijn ideeën voor. Dat was ‘vanalles wat’ en aanvankelijk zag Ronald het niet zo zitten geloof ik! Hij adviseerde mij in elk geval één stijl te kiezen, zodat het niet te rommelig werd. Ik koos toen voor country, waarbij ik mij met name had laten leiden door de CD ‘O brother where art thou’, een CD in de stijl van blue grass & hillbilly, oftewel, in mijn beleving: country”.
Wat probeer je met je liedjes te bereiken?
“Die CD maken vond ik leuk om te doen. Ik heb er geen commercieel doel mee. Natuurlijk verkoop ik er liever iets meer, maar eigenlijk is dat niet zo belangrijk. Ik wil spelen met tekst, proberen er een stukje cabaret in te leggen en uiteindelijk de mensen amuseren met mijn CD. Kijk, muziek is een middel om een hoger doel te bereiken. Niet meer en niet minder. Ik doe dat bijvoorbeeld door een stukje satire, een stukje zelfspot, noem maar op. Daarbij vind ik mijn persoonlijke vrijheid het allerbelangrijkste. Op mijn werk moet ik gewoon doen wat de baas zegt, maar als zanger, als artiest, als kunstenaar, daar kan ik doen wat ik zelf wil! Weet je wie ook helemaal zichzelf blijft? Frans Bauer. Die jongen heeft heel veel succes, ook commercieel gezien, maar toch is het géén act. Dat bewonder ik in hem”.
Hoe maak jij je liedjes, hoe komen die tot stand?
“Het begint altijd met een tekst, die ik vervolgens in een melodie probeer te stoppen. Op mijn gitaar kan ik echter alleen maar wat basisakkoorden spelen, dus complete composities maken, dat lukt me niet. Maar goed, na de melodie maak ik een refrein en dan probeer ik het geheel nog wat interessanter te maken en zo ontstaat langzaam maar zeker een liedje, mijn liedje. De studio zorgt vervolgens voor de ‘aankleding’, maar de basis maak ik dus echt helemaal zelf. Daarbij moet ik zeggen dat Ronald Moonen toch wel méér doet dan de ‘aankleding’ zoals ik dat daarnet zei. Het is méér. Hij zorgt voor een rijk instrumentarium, hij transponeert enzovoorts. Het is echt ‘geine pongel’, maar kwalitatief zondermeer verantwoorde muziek. Natuurlijk, over smaak kun je twisten, maar de kwaliteit is gewoon uitstekend”.
In hoeverre sta je andere mensen toe een invloed uit te oefenen op jouw teksten?
“Nou, laat ik zo zeggen: ik sta open voor suggesties, maar het moet wel ‘mijn eigen eitje’ blijven. In principe doe ik het dus alleen. Wel probeer ik rekening te houden met bepaalde rijmschema’s en stel ik aan mijzelf de eis dat ik het Weerter dialect zo natuurgetrouw als mogelijk gebruik. Daarvoor gebruik ik dan ook het Weerter woordenboek”.
De CD luistert heel eenvoudig naar de titel ‘Erik’. Waarom heb je voor ‘Erik’ gekozen?
“De titel “Erik” dekt simpelweg de lading. Ik ben Erik en het zijn mijn liedjes, op een manier bedacht en gebracht zoals ik dat bedoeld heb. 100% mijzelf. De CD is een kennismaking met Erik. Zo van: “Hallo, ik ben Erik”. Duidelijker kon ik het niet verwoorden”.
Wat doe je in het dagelijkse leven, beroepsmatig gezien?
“Ik ben werkzaam als verkoper bij Praxis Weert en houd mij voornamelijk bezig met de verkoop van verf en behang. De contacten met klanten vind ik zeer plezierig. Advisering, creatief meedenken, noem maar op. Sommige klanten zijn wel eens ongeduldig, maar daar laat ik mij dus absoluut niet door van de wijs brengen. Meestal zien ze ook wel aan mij dat ik niet zo’n jachtig type ben, dat ik mij niet gek laat maken en dat resulteert er dan in dat ze zelf ook rustiger worden, een en ander relativeren. Kijk, ik ben van nature iemand die zeer onbevangen tegen de wereld aankijkt. Misschien mag je mij zelfs een beetje naïef noemen!”
Enige tijd geleden heb je deelgenomen aan het Limburgs Muziekfestival in Roermond, waarbij jouw optreden werd beoordeeld door een jury met o.a. Henk Hover van L1. Hoe is die deelname verlopen?
Ronald Moonen van de studio spoorde mij aan om met het nummer “Vreej” deel te nemen aan dit festival. Ik zag dat niet zitten. Ik dacht: “Dag!” Niemand kende mij immers. Maar goed, op een gegeven moment dacht ik: “Niet geschoten is altijd mis”. En dus werd het nummer ingestuurd. Ik had daar dus absoluut geen vertrouwen in maar tot mijn grote verbazing bereikte ‘Vreej’ de halve finale en mocht ik optreden in Roermond. Leuk natuurlijk, maar ja, echt veel ervaring had ik dus niet. Op een bepaald moment was het mijn beurt om op te treden. Ik loop daar dat podium op, gewoon op mijn eigen manier, en wat denk je, beginnen de mensen in de zaal te lachen. Achteraf gezien vermoedde ik dat dit is gekomen door mijn houding. Mijn houding, mijn manier van lopen heeft namelijk iets ‘Tommy Cooper’ achtigs. Ik kan me ook nog wel herinneren dat ik zelf inderdaad zo iets had van: “Ja, ik sta hier wel, maar ik weet eigenlijk niet wat ik moet doen”. Toen ik opkwam was het ook net alsof ik het podium opgeduwd werd. Het grappige was dat Henk Hover toen nog riep: “Ach, daar is Erik Fikken al!” Hoe dan ook, ik was best wel zenuwachtig, maar heb het nummer, compleet met al mijn naïviteit, uitgevoerd. Mijn manier van doen viel enorm op, hoewel dat dus absoluut niet mijn bedoeling was. Zo was het in elk geval niet bedacht! Daarbij moet je ook niet vergeten dat ik nog nooit voor zo’n grote groep had opgetreden. Ná mijn optreden vroeg de jury mij of mijn optreden een act was. De jury dacht namelijk dat de manier waarop ik mij presenteerde, bedacht was om op te vallen. Echt niet dus. Toen de jury vervolgens de finalisten bekend maakte, hoorde ik ook mijn naam! Ik zat in de finale. De motivatie van de jury om mij tot de finale te laten toetreden was omdat ze mij ‘anders’ vonden. Ze vonden mij letterlijk een ‘ongeleid projectiel’, maar wel eentje die kan zingen. Zou ik dat laatste niet gekund hebben, dan was ik door de mand gevallen. Dan hadden ze het simpelweg als een act opgevat. De eindconclusie was dan ook dat ik toch wel zangkwaliteiten heb, mijn optreden oprecht is, en dat datgene wat ik breng, alleen door mij gebracht kan worden, omdat ik, ook op het podium, mijzelf blijf. De finale heb ik overigens niet gewonnen. Hans Emmen was de terechte winnaar. Dit festival heeft mij vervolgens heel veel reclame opgeleverd. Vanaf die tijd is men mij toch een beetje als de Mister Bean van de Limburgse dialectartiesten gaan zien. Overigens, er waren ook mensen die het volkomen belachelijk vonden dat ik de finale bereikte. Het kan zijn dat die mensen er niet voor open stonden dat er eens iets anders op het podium gebeurde”.
Hoe zie je jouw toekomst in de muziekwereld?
“Het liefst zou ik mij ontwikkelen richting het theater. Daarbij denk ik onwillekeurig aan grootheden als Robert Long en Gerard Cox. Uiteraard zal ik dat nooit halen, maar dagdromen is niet verboden. Ik vind het leuk om dromen te hebben, om als het ware ergens naartoe te kunnen leven, ook al is dat misschien niet reëel. Als Limburgstalige zanger wil ik graag optreden tijdens evenementen waarbij ‘Limburg’ op de een of andere manier centraal staat. Mijn optreden kan daarbij min of meer als een muzikale verrassing gezien worden. Mijn nummers zijn daartoe wel geschikt. Je hoeft je er niet in te verdiepen. Ze zijn heel toegankelijk, niet ingewikkeld”.
Naast zingen maak je ook schilderijen?
“Inderdaad. Daar aan de muur hangt bijvoorbeeld een landschap, waarbij de lijst gemaakt is van panlatten. Dat vond ik mooi, met die noesten. Dat past bij het schilderij. Puur. Daarnaast ben ik enorm geïnteresseerd in de geschiedenis van de Romeinen en Grieken. Het is voor mij een enorme uitdagingen om schilderijen van bijvoorbeeld Romeinen te maken waarbij de details heel goed naar voren komen. De garage heb ik min of meer tot atelier omgetoverd”.
Is Erik iemand die je blij kunt maken met een goed glas bier of toch liever een heerlijk wijntje?
“Ik ben een liefhebber van Belgische bieren. Er zijn wel 1000 soorten en dan is het geweldig om zo’n Belgisch biertje te proeven. Daar kan ik echt van genieten”.

Voor meer informatie over Erik Fikken kunt u hem bellen, tel. 0495-543589. e-mail: erikfikken@home.nl of via www.erikfikken.nl

terug naar Erik Fikken

Deze pagina is bijgewerkt op