de Volkskrant op het web

‘Dat is Roy, die woont op de Walletjes’

Reportage | Terug naar Knegsel: JW Roy breekt met de soresblues en stapt over op het Brabants

De vader van zanger Jan-Willem Roy zit bij de ingang van gemeenschapscentrum Leenhoef in Knegsel achter een tafeltje om kaartjes te verkopen. Hij zwaait de leden van fanfare Heide-Echo uit, die net klaar zijn met oefenen, en verwelkomt de bezoekers die naar zijn zoon komen luisteren. Tegen de man van de regiobank zegt hij: jij gaat vanavond nog lachen jij. Luister maar goed.
Vader Roy was tot voor een paar jaar de slager van Knegsel, een dorp van bakstenen huizen, omringd door bossen en landerijen. De koeien staan er tot bijna op Het Groen, het hart van het dorp, gelegen onder de rook van Eindhoven en een van de zogeheten acht zaligheden. Middenstand is hier bijna niet meer. De enige winkel aan het Groen is een tuinmeubelenzaak. Verder: 1400 inwoners, twee café's, één Jezusbeeld, twee friettenten. Op zondag Knegselse Boys-Hilvaria, binnenkort Monstertrucks, en vanavond dus JW Roy in de Leenhoef.
Jan-Willem (36) heeft nog lang in de slagerij meegewerkt, pas op zijn 26ste vertrok hij uit Knegsel. Maar vader Roy heeft altijd, geweten dat zijn zoon hem niet zou opvolgen. Een eigen zaak, dat is voor driekwart liefhebberij. Bovendien, Jan-Willem was voor de muziek, dat is nooit anders geweest.
Vanavond wordt in Knegsel zijn nieuwe cd ten doop gehouden: Laagstraat 443. Voor het eerst zingt hij in zijn eigen taal, een Brabants dialect dat door iedere Nederlander te verstaan is. Over dat hij nog lang niet dood wil, over de C1000 die wacht aan het einde van de langste nacht, over wachten in de rij voor een museum. Rijmen doet hij alleen als het echt nodig is, en voor een verheerlijking van het landleven ben je bij hem verkeerd. Zijn zingen is een melodisch vertellen geworden. Een paar jaar geleden nog leek Roy zich tot een stadionrocker à la Bruce Springsteen te ontwikkelen. Daarna volgde een plaat met erg Amerikaans klinkende soresblues. Dit nieuwe, intiem klinkende album is wat je noemt een breuk met het verleden.
`Ik was nog niet over het heuveltje heen', vertelt hij onder de kroonluchter in het ouderlijk huis. `Een hele tijd was ik niet helemaal in orde. Met één been stond ik nog hier, was ik nog kind. Ik was met mezelf bezig, dronk, werd door m'n vriendin het huis uitgezet, woonde anti-kraak, moest een bijbaantje nemen. Dat alles hoorde je in mijn muziek. Nu zijn we terug bij elkaar, we kregen een derde kindje. De blues is weg. Al weet je het nooit, die kan zo weer opduiken.'
Als jongetje van twaalf fietste hij naar Eindhoven en kocht twee lp's van John Denver en twee van André Hazes. Die vindt hij, nog steeds prachtig. Terwijl zijn broer zich als zanger van een hardrockband in een strakke streepjesbroek hees, had JW meteen al een voorkeur voor wat hij zelf `ouwelijke muziek' noemt. `Ik was de enige op muziekschool die akoestische gitaar deed. Country heb ik altijd mooi gevonden.'
Op z'n veertiende schreef hij zijn eerste liedje, Nederlandstalig. Later werd JW Roy een echte americana-man. Hij zong duetten met Ilse DeLange, speelde op het fameuze festival SXSW in Austin, Texas en schreef zijn eigen liedjes, over yearning en learning en 6th street. Dat Engels gaf net een fijne afstand, en de woorden laten zich zo lekker oprekken. Er was veel voor nodig om JW van die taal af te krijgen. Het was Gerard van Maasakkers, de troubadour uit Budel, die de doorslag gaf door JW te vragen mee te zingen op zijn cd. In het Brabants, wel te verstaan.
`In Knegsel is niet veel veranderd', zegt Jan-Willem, terwijl we teruglopen naar de Leenhoef. `De mensen hebben genoeg aan de grenzen van het dorp. Ik woon nu acht jaar in Amsterdam, en op een slechte dag kan ik nog steeds afgeven op mensen die uit het lood lopen. Ik zou zelf niet meer in Knegsel kunnen wonen. Ze zijn hier weinig gewend. Daarnet nog zei iemand: "Dat is Roy, die woont in Amsterdam, op de Walletjes". Allochtonen wonen hier niet. Ooit was er één Joegoslavische vluchteling, maar die was snel weer weg.'
Bij de kassa geeft vader Roy de tussenstand door: zo'n tachtig bezoekers, net genoeg om licht en geluid te betalen. `Maar morgen gaan we een klapper maken, Knegsel komt graag op zaterdag.'
Nadat voorprogramma Dysseldonk de lof van de lichtstad heeft bezongen - 'Eindhoven, ik sta voor altijd aan jouw kant' - is het podium voor JW Roy en band, met jeugdvriend Ruud op gitaar. `Ik ben hier twee keer prins carnaval geweest, ik heb hier twee keer in een toneelstuk gespeeld, één keer was ik kaasdrager in een musical, en nu zing ik in het Brabants', begint JW. Dan komen de liedjes. `Ik heb oe de hele dag gemist vandaag', over een vader die liever bij zijn zoontje was geweest. Dood gaan we allemaal. Ik geleuf het wel. Maar ik wil hier nog niet weg. Als hij ter introductie van Rabobankblues vertelt dat hij vorig jaar voor het eerst naar een museum ging, kijkt niemand daar raar van op. `Het volgende liedje is voor de man van de regiobank, hij zit in de zaal', zegt JW. Dat is Naar Zeeland, een vrolijk liedje over een verhuizing naar Zeeland die niet doorgaat omdat zijn vriendin zich bedenkt: `Ik heb de makelaar gebeld, da we probleme hebbe mej ut geld.'
En na het laatste applaus komt de belofte: `Ik ga meer liedjes in het Brabants schrijven. Over Annie Kolsters, de kastelein van Knegsel. En toch zeker ook over de acht zaligheden.'

terug naar JW Roy

Deze pagina is bijgewerkt op