Brabants op het web

Cor Swanenberg

Voor u beluisterd
Van Valken en Sigaren

Het valkerij en sigarenmakerij museum in Valkenswaard liet in juni 2011 bij gelegenheid van het 25-jarig bestaan een cd verschijnen met liedjes en teksten die uitgevoerd werden door Valkenswaardse artiesten. Het is een schijf met veel variatie; Erica Maas praat de dertien liedjes vakkundig aan elkaar met heldere achtergrondbeschrijvingen. Men hoort zowel Nederlands als Brabants en het repertoire is in dat opzicht eerlijk verdeeld. Natuurlijk gaat onze aandacht vooral uit naar de vertolkingen in dialect en het doet deugd te zien dat men gerenommeerde autoriteiten als dichter Frans Hoppenbrouwers, de eminente conservator Jac van Gerven en Joke Peels-Mollen, de kleindochter van de laatste valkenier, consulteerde. De algehele leiding was in handen van Frans van Daal, die ook meeschreef en met Wil Theus verantwoordelijk is voor de melodieën van dit document. De in 2008 overleden journalist / schrijver Hans van den Heuvel leverde een belangrijke bijdrage; hij schreef het lied Gij en werkte mee aan de teksten van vier andere liedjes. De uitvoering van het muzikale deel van de cd is in handen van Frans & Carl, Jos van den Dungen, Irene Konings, Ducktail, Vicky Theunissen, Hans Neutkens, Jos van den Berg, de Hofliederentafel, Michael Penders en Wil Theus. De liedjes luisteren lekker en het is zeker een onderhoudende en leerzame plaat.
De historie van de valkerij wordt uit de doeken gedaan; deze vluchtsport, ook wel ‘vederspel’ genoemd, bestond al duizenden jaren geleden en verspreidde zich vanuit Centraal Azië over Europa en de wereld en streek in de Middeleeuwen in De Kempen neer. Varkensweerdt wordt een centrum van de valkerij en verandert zijn naam in Valkensweerdt.
Het harde bestaan van de valkenvanger komt aan de orde; een ongezond beroep dat geduld en volharding vereiste. Siepôôg is het lied dat hierop aansluit. Men trok met treknetten naar de Leenderhei en hoopte een slechtvalk te verschalken, want dat was de beste jager. Als die gevangen vogel zeeg (tam) gemaakt was, vroeg men een hoge prijs voor zo’n afgerichte ‘handvogel’ en ging ermee voor de handel naar hoven in verre landen. De valkenvanger ging zelfs zijn geluk beproeven in IJsland en Zweden! Op die lange reizen vol ontberingen kwam de valkenier wel in aanraking met de teuten, de rondtrekkende handelaartjes die in heel West-Europa negotie zochten. Ter illustratie van deze professie komt Jan de Poeperd op de proppen, een komisch liedje over een halve teut die de boeren bezoekt in de hoop op een zieke of zelfs dode kip.”Kekt 's in 't kiepekot, is 'r soms 'n hen kapot!
Jos van den Berg bezingt in Moeder’s blues de vrouw van de valkenier die het maandenlang alleen moest zien te stellen. “De mik nog wèrm uit d’n ove, die iedereen zo lèkker vond. En saoves brocht ze d’r jong nor bove, ‘n snee mi suiker in z’ne mond...
Het lied Gij is een ode aan de vroegere valkeniersvrouw. Daarbij nemen we de anachronismen freziake en daliake (die hier pas in de negentiende eeuw voorkomen) op de koop toe. Het oudste graf op het kerkhof van Valkenswaard is dat van Richard Hammond. Hij was afkomstig uit het Engelse Norfolk en leefde tussen 1773 en 1845. Deze rijke figuur droeg de valkerij een warm hart toe en kwam na ruzie met zijn vader te wonen bij valkenier Hendrik Daams. Hammond symboliseert de relatie tussen valkerij en sigarenindustrie. Hij laat een vorstelijke som geld na aan de familie van Best, die hiermee in 1865 de eerste sigarenfabriek in Valkenswaard begint. Het beeld van de valkenier op de markt verwijst naar Hammond en D’n allerleste valkenier, gezongen door Hans Neutkens sluit hier bij aan. D’n allerleste valkenier is door Frans van Daal geschreven in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Het origineel van die tijd heeft hij aangepast voor de cd.
Vervolgens krijgen we een verwijzing naar Columbus die in 1492 gewag maakt van rokende inlanders in het door hem ontdekte ‘West-Indië’. Via Spanje komt daarna de sigaar naar Europa. In 1826 begint in Kampen de eerste Nederlandse sigarenfabricage. Eindhoven en Valkenswaard volgen al gauw in deze florerende industrie. De tabaksplant wordt ‘koninginnekruid’! Een derde van het hele dorp werkt in de sigarenindustrie. Tot ca. 1960 is Valkenswaard echt het centrum van de Nederlandse sigarenindustrie. Hofnar en Willem II zijnde bekendste merken. Na 1965 gaat het mede door de antirookbeweging bergafwaarts en in 2003 is het helemaal afgelopen.
Die historische gegevens worden muzikaal geëtaleerd in de Nederlandse liederen Chan Chan Columbus, De sigaar of het genieten, Sigarenmaker en Een Frisse Wind. Het slotlied besluit geestig dat ‘de sigaar de pijp uit is’. Natuurlijk is bij de liederen niet elke link naar valkerij of sigarenproductie even geslaagd. Er zijn wat geforceerde verbanden en soms zijn de verbindende teksten iets te lang, maar het brengt wel verscheidenheid teweeg die vindingrijk opgehangen is aan een bijzonder museum.
Frans van Daal heeft als initiatiefnemer een zeer grote, zowel creatieve als stimulerende rol gespeeld bij het ontstaan van de cd. Met dit breed gedragen initiatief heeft Valkenswaard veel eer ingelegd en dat is zeker te prijzen.


Deze pagina is bijgewerkt op