De Stentor op het web

Boekenweek 2005

Het Saksische bloed stroomt weer

door HENK WANINGE
_________________________

CULTUUR

Onze wortels, onze roots waar liggen die? Wat maakt ons wie we zijn? Onze cultuur is gebouwd op de fundamenten van het christendom en heeft mede ons doen en denken bepaald. Maar er moet meer zijn want een Fries is anders dan een Hollander. En wij dan, inwoners van Overijssel en Gelderland, waar moeten we hen plaatsen? Stroomt het Saksische bloed nog door d’aderen of is het gestold? Het spoor terug.

Ooit waren wij Saksen, achterkleinkinderen van onze charismatische leider Widukind (Wittekind), een fier volk. Lieten ons niet ringeloren door Karel de Grote en zijn Frankische heirscharen maar boden koppig weerstand. Hoezo christendom? Wij hadden onze eigen goden die wij in diepe ondoordringbare wouden vereerden. Stoere goden als Wodan, Donar en Freya, heel wat anders als die zachtaardige Jezus Christus.
Ondanks alle verzet - we kwamen achttien keer in opstand - kreeg Karel ons toch klein. Oké, op het slagveld legden we uiteindelijk het loodje maar we behielden onze gewoonten, gebruiken, feesten, cultuur, taal en bovenal onze trots. Net als onze broeders, de Friezen. Het ons opgedrongen christendom beleden we als echte farizeeërs, dus van de buitenkant. Niet met ons hart, van binnen bleven we onze eigen goden vereren en onze heilige plaatsen koesteren.
Wij Neder-Saksen, levend in Groningen, Drenthe, Oversticht, Twente en De Graafschap, boerden goed. Eeuwenlang. Mede geholpen door onze Hanzesteden Zutphen, Deventer, Zwolle, Hattem en Kampen, van waaruit koggeschepen naar de Oostzee voeren met goud, wierook en mirre ofwel granen, hout en pelzen terugkeerden en voor een economische bloeiperiode van stad en ommelanden zorgden. Het Nedersaksisch kreeg als verkeerstaal een grote invloed, die nog steeds merkbaar is in de Scandinavische talen. Wij spraken dan ook niet van de donkere maar van de verlichte Middeleeuwen.

Ondergang
Ergens in de 16e, 17e eeuw is het fout gegaan. Beginnend met de ondergang van het hertogdom Gelre en de teloorgang van de Hanzesteden, ongeveer samenvallend met de stichting van de Republiek der zeven Verenigde Nederlanden, die van de V.O.C. en de opkomst van Holland als wereldnatie. Vooral dat laatste heeft ons de kop gekost. En onze trots. Gouden Eeuw? Ja, voor Holland en Zeeland, niet voor ons.
Ineens lagen wij, vanuit het westen geredeneerd, in de periferie van de samenleving. Stonden onze gebruiken en gewoonten als boertig en provinciaal te boek, werd ons mooie Nedersaksisch als een lelijk dialect neergesabeld, kortom kregen we het predikaat achterlijke cultuur opgespeld. Tekenend voor die achterstelling was de aanleg van de Hollandse Waterlinie; sindsdien lagen we in een gebied, dat opgegeven werd, dat onder water werd gezet als de vijand in zicht kwam. (nog mooier, actueler voorbeeld van ‘Hollands denken’ is de IJssellinie, 1952-1963; als de Russische tanks waren gekomen zou veel land tussen Deventer en Zwolle onder water zijn gezet. Klein detail: de 400.000 inwoners van het gebied werden niet voorbereid op de evacuatie want de ware bedoeling van de verdedigingswerken bij de IJssel werd angstvallig geheim gehouden).
En de vijand kwam vaak en had vrij spel in het boerenland en onze steden. Moord, doodslag, verkrachting, diefstal, het was aan de orde van de dag. We werden keer op keer belazerd en verraden. Als er vreemd volk op het erf kwam betekende dat in negen van de tien keer ellende. Dus ging de deur op een kiertje.

Achterdocht
We kregen daar karakterologisch een tik van mee, het heeft ons mede genetisch bepaald. Want van fiere, montere Saksen transformeerden we in angstige, wantrouwende lieden, die hun aangeboren vriendelijkheid en gastvrijheid vergezeld lieten gaan van een vleugje achterdocht; we keken eerst de kat uit de boom.
Wat ons karakter ook geen goed deed was het door Holland (Grachtengordel) aangeprate minderwaardigheidscomplex. En het beroerde was dat we het nog lieten gebeuren ook. Want als wij een baantje zochten in het westen pasten we onze taal aan; slikten de ‘n’ niet meer in, zeiden ‘buiten’ in plaats van ‘buuten’ en probeerden (vergeefs) Hooghaarlemmerhouts te praten. Maar het kan nog erger. Als de wij op het veld van eer strijd voerden tegen de Franken stonden we voor het begin van de krachtmeting in feite al met 1-0 achter. Tegen die grote bekken, die brutale stadsen, konden wij, provincialen, immers niet op.
Is er dan niets over van onze Saksische trots? Is Widukind voor niets gestorven? De goede antwoorden zijn respectievelijk ja en nee.

Verzet
Het eerste verzet komt uit literaire hoek. Dichter A.C.W. Staring schrijft in 1816 in het boeren-Zutphens, ‘De Tuchtiging der Algerijnen’ en geeft hiermee een eerste impuls aan de herwaardering van het Achterhoeks. Taalkundige J.H. Halbertsma, predikant in Deventer, is de auteur van een in 1836 uitgegeven woordenboekje in het Overijssels en bevrijdt veel schrijvers van een minderwaardigheidscomplex; hij houdt ze voor geen tweederangs-Hollanders maar nakomelingen van de Saksen te zijn die trots kunnen zijn op hun oude dialecten.
Het zijn druppels op een gloeiende plaat. Pas in de laatste decennia van de vorige eeuw keert het tij en kruipt de Saks daadwerkelijk uit zijn schulp. Met dank aan de muziek.
Want de aanzet tot de bevrijding wordt in 1975 gegeven door boerenrockgroep Normaal met ‘Oerend hard’. In hun teksten verheerlijken Bennie Jolink c.s. het (Achterhoekse) platteland. Boer wordt een geuzennaam; naar verluidt wonen er in Doetinchem alleen nog maar superboeren. In het verlengde daarvan roeren zich meer zangers, groepen en cabaretiers; Ede Staal (Groningen), Skik (Drenthe), André Manuel, Herman Finkers (Overijssel), Boh Foi Toch, Jovink en de Voederbietels (Gelderland).
Hierdoor geholpen gooit de Saks zijn schroom van zich af. Hoezo achterlijke cultuur, hoezo boerendialect? Sindsdien loopt hij weer met de borst vooruit. Niks geen schaamrood op de kaken meer als hij de mond opendoet: ook op de televisie doet hij onbevangen zijn zegje.

Nedersaksisch
En zie, de beloning volgt in 1997; in dat jaar wordt het Nedersaksisch officieel erkend als streektaal. Geen dialect meer, nee, een officiële Europese taal, een van de oudste van het continent met heel veel nuanceringen, veel meer althans dan dat betrekkelijk nieuwe, kille ABN.
Toch is dit niet genoeg, lang niet. Het wachten is op de nieuwe Wittekind onder wiens leiding, onder het roepen van de oeroude strijdkreet ‘Trek jullie zwaarden Saksen’ en na het nuttigen van een onvervalste Saksische leverworst, een eeuwen openstaande rekening vereffend zal worden. Want één ding moge duidelijk zijn: eens zal de Grachtengordel gedempt worden.

Literatuur en bronnen: Oostnederlands, geschiedenis streektaalletterkunde met bijdragen dr. Miedema en prof. dr. W. Jappe Alberts, Het geheim der Saksen van Benny van Gelder, De taal gesproken op erve Nevenzel, Nedersaksisch van Reinhard F. Hahn (2002) en amateur-historicus Ab Goutbeek te Dalfsen.


Deze pagina is bijgewerkt op