de Volkskrant op het web

Levenslied

POSTUUM ZANGER EN PLATENBAAS
JOHNNY HOES (94)

Hij was een pionier in zijn genre, met groot gevoel voor taal en voor de munten. Zanger en platenbaas Johnny Hoes maakte van Weert het Memphis van de smartlap.

Meester van de snik

Johnny Hoes was het liefst bij zijn moeder thuis gebleven, want dan had zijn hart niet zo'n pijn gedaan. Hij kon niet slapen en niet eten en hij kon haar niet vergeten, met haar rode mond, haar haar zo blond.

Hij zag haar in de trein, die mooie Madeleine, en zij gaf hem haar woord, maar stond wel met een ander aan de poort, met haar blauwe ogen.
En daar kwam het weer het refrein, met swingende accordeon om de boel van hupsakee te doen, wat natuurlijk ook gebeurde.
Wat een kraker was dat, in 1961. 450 duizend exemplaren werden van het nummer verkocht. Terwijl het toch helemaal niet de bedoeling was dat hij het zelf ging zingen. Hij had het nummer afgekeken van een Venlose carnavalshit, en die verwijzing naar de poort was een open deur naar de soldatenromantiek waarmee Joop de Knegt met zijn Ik sta op wacht naam had gemaakt. Hoes bood het aan De Knegt aan, maar daar kreeg hij de handen niet op elkaar. Nou ja toen ging hij het zelf maar zingen.
Maar het was maar goed dat Johnny niet bij zijn moeder was thuisgebleven, want dan was het Nederlandse Levenslied nooit zo groot geworden. Dan was hij nooit de Sam Phillips van de smartlap geworden - want zo kun je de zaterdag overleden zanger en platenbaas Johnny Hoes echt wel noemen. Hij maakte van Weert het Memphis van de smartlap.
Een pionier in zijn genre, met groot gevoel voor taal en voor de munten, die honderden zangers en zangeressen onder contract heeft gehad: De Zangeres Zonder Naam, de Heikrekels, Doe Maar, Normaal, Frank Boeijen, Henk Wijngaard en de Vlaming Eddy Wally werden door hem ontdekt en groot gemaakt.
Hij was een Rotterdammer die toevallig in Limburg was terechtgekomen. Als militair was hij in Tungelroy geplaatst en organiseerde hij muzikale intermezzo's voor zijn medesoldaten. Zijn vrouw Jacqueline leerde hij ook in die periode kennen, en met haar ging hij in 1944 in Weert wonen.
Hij was al handig met de gitaar en durfde zelfs zijn eigen cowboy- en jodelliedjes te schrijven, als de helft van De Jantjes. Pas met het nummer Zeemanshart, dat werd opgenomen door Eddy Christiani in de jaren vijftig, kwam de zaak in beweging. Hij had ook snel in de gaten dat je goed voor jezelf moest zorgen in de platenbizniz, dus richtte hij zijn eigen muziekuitgeverij op, Benelux Music.

Mary Servaes
In 1957 ontdekte hij de Zangeres Zonder Naam, en sierde haar met die naam. Puur toeval, zei hij ooit: ‘lk kreeg een bandje van een zanger en een kind, tenminste, ik dacht dat het een kind was, dat zong. Een kleine troubadour. Maar dat bleek Mary Servaes te zijn.’
Twintig jaar was zij zijn muze, en hij schreef hij voor haar vele hits, zoals het geweldige nummer Ach vaderlief, toe drink niet meer. ‘Ik hoefde een liedje maar twee keer voor te zingen, en ze zong het na, perfect! Alsof ze bestuurd werd. Bij Mary zat elke snik meteen op de juiste plaats.’
Uiteindelijk kregen ze in 1976 enorme ruzie. Mary Servaes wilde niet langer met de platenmaatschappij van Hoes, Telstar, samenwerken, en wat volgde was een lange bittere juridische strijd.
Er was nog een fenomeen waarvan in 1980 de wieg in het kantoor van Hoes stond: De Vogeltjesdans. Door BBC-dj John Peel ooit uitgeroepen tot het irritantste nummer aller tijden, maar waarvan wel wereldwijd 35 miljoen exemplaren werden verkocht, in zestig landen.
De Electronica's hadden net een nieuw plaatje opgenomen, een ode aan de piratenzender Radio 2000. Er moest alleen nog een B-kant komen. De Vogeltjesdans, in België bekend als Tchip Tchip, had de band op een paar campings in Brabant uitgeprobeerd, samen met een speciaal dansje. Hoes stemde aarzelend in en liet ‘voor de muzikale sound’ zijn ‘steraccordeonnist’ Jean Kraft meespelen. De piratenzenders in Brabant draaiden de single volop. Hoes rook geld en snel werd De Vogeltjesdans tot A-kant gebombardeerd. Ook schreef Hoes een tekst bij het lied, zodat hij de extra credits pakte. Overigens ging het meeste geld naar de Oostenrijkse muzikant Werner Thomas, de ware bedenker van Tsjip Tsjip.
Hoes’ persoonlijk leven ging na de jaren tachtig steeds meer op een smartlap lijken. Zijn platenmaatschappij kreeg het steeds moeilijker. Nog erger was de dood van zijn vrouw, met wie hij 47 jaar getrouwd was, de zelfmoord van zijn dochter, en weer later het overlijden van zijn andere dochter. Alsof het niet genoeg was, kreeg hij het ook aan de stok met zijn kleinkinderen, die de rechten op zijn liedjes wilden hebben.
Hij was een optimist, zo liet hij optekenen: ‘Mijn motto is: Wees kinderlijk, maar nooit kinderachtig. Ik bezit nog steeds de nieuwsgierigheid van een kleuter. Dat houdt mij op de been.’

Bevuiler van de goede smaak
Met zijn 65-jarige jubileum in 2004 werd zijn loopbaan plotseling ververst. Hij gaf een optreden op het popfestival Lowlands, in de Heineken Music Hall, waar twintig artiesten een ode brachten aan ‘de oude maestro’. Voorts kwam er een speciale dvd/cd uit, verscheen er een biografie en kon iedereen in een documentaire over zijn leven zien, dat hij het niet makkelijk had gehad, al die jaren.
Dat er soms op hem werd neergekeken, ja dat wist hij. Hij werd een bevuiler van de goede smaak genoemd, zijn taalgebruik zou ordinair zijn. Elke aanval was reclame, zei hij. ’Een professor letterkunde heeft ooit gezegd dat hij het eerste literaire gedicht nog moet lezen, waarin zo veel zielenwarmte en emoties worden geëtaleerd als in smartlappen en straatliederen.’
Van de duizenden liedjes die hij schreef, was Een Roos Kan Niet Zonder Zonneschijn in zijn ogen de mooiste. Waarom? Het was simpel, er zat dat ene regeltje in, het ging regelrecht naar het hart, al moest natuurlijk wel de koningin van de snik het vertolken, Mary Servaes.

'n Roos kan niet zonder zonneschijn,
'n roos kan niet zonder dauw,
'n hart kan niet zonder liefde zijn,
en daarom verlang ik naar jou.


Johnny Hoes is 94 jaar geworden.

terug naar Johnny Hoes

Deze pagina is bijgewerkt op