Aflevering 208
Juni 2020
Zêêuwse Dialectverêniging op het web

Zingen in het Zeeuws

Joop van den Bremen

Vroeger werd er meer gezongen en vaker dialect gesproken dan tegenwoordig. Toch is volgens liedonderzoekers het streektaalaandeel in oude volksliederen zeer beperkt. In Zeeland, waar geen diepgravend onderzoek naar de liedcultuur heeft plaats gevonden, zal dat niet veel beter zijn geweest. De oorzaak is dat de meeste mensen slecht geschoold waren en dus eigenlijk niet goed konden dichten. Als je dat wel kon, deed je dat in het Nederlands omdat dat veel meer indruk maakte. Marktzangers, die zorgden voor de verspreiding van de liederen, waren ook meer gebaat bij het Nederlands. Het afzetgebied groeide daardoor immers aanzienlijk 1.
Je vindt die verdeling nog steeds terug in de zangtraditie op Walcheren. Tijdens de ‘sing-ins’ die al generaties lang plaatsvinden in Westkapelle en Domburg, passeert tussen de ouwerwessen sporadisch een dialectlied2.
Wie het boek Kinderversjes en volksliederen uit Zeeland3 doorbladert, krijgt een andere indruk. Hierin staan verhoudingsgewijze veel liedjes in het Zeeuws maar die zijn vooral van later datum of ‘verzeeuwst’. Dat omzetten van een liedje in een andere (streek)taal komt vaker voor. Een goed voorbeeld is het lied dat begint met de regel Mien vader zei lest tegen mien. Je komt het vrijwel in het hele land in verschillende dialecten en in het Nederlands tegen. Het is overigens niet uitgesloten dat dit lied in Zeeland zijn oorsprong vindt.

Eigenlijk begon in Nederland het streektaallied pas na de Tweede Wereldoorlog te leven. Voor die tijd werd er natuurlijk wel in het Zeeuws gezongen. Dat we dat echt weten is vooral te danken aan Will Scheepers4 en Ate Doornbosch5. Deze liedonderzoekers trokken gewapend met een bandrecorder het hele land door om oudere mensen liedjes uit hun jeugd te ontfutselen, te laten zingen en vast te leggen. De twee liedspeurders wisten op die manier zangers voor de eeuwigheid te bewaren. Vaak waren de liedjes afkomstig uit een liedjesschrift; een goedkoop alternatief voor de gedrukte liedbundels die vanaf het begin van de zestiende eeuw verschenen6.
In Zeeland kwamen bij de geluidsopnamen verschillende liedjes naar boven7. Die versjes zijn vooral Nederlandstalig maar soms wel met een Zeeuwse tongval ingekleurd. Toch zijn er ook enkele dialectliedjes vastgelegd. Pieternella van den Hoek uit Middelburg zong het al genoemde Mien vader zei lest tegen mien en Carolina Hamerlinck-Volleman uit Sint Janssteen bracht een paar liedjes in het Zeeuws-Vlaams. Corrie van de Moere uit Kamperland zong In Zeeland kan je fêêste. Christiaan Almekinders en zijn vrouw Cornelia Corstanje uit Nisse zongen samen D'r eit lest in de krante estaen. Tannetje Polderman uit Rilland liet diverse liedjes op de band vastleggen. Daarbij enkele in het Zeeuws en ook de in Rotterdam geboren Jakoba Cijsouw uit Goes bleek in het Zeeuws te zingen8.
De populariteit van de streektaalzang na WO II was mede een gevolg van de opkomst van de regionale omroepen. Hoewel er toen in Zeeland geen op de provincie gerichte omroep was, waren er wel zangers in het Zeeuws. Vooral de revue was populair als verstrooiing na de donkere oorlogsperiode. Teksten gelardeerd met liedjes vormden een avondvullende voorstelling. Vaak stond een thema centraal. In Zeeland is deze traditie praktisch uitgestorven, maar in Friesland, Twente, Brabant en Limburg vinden dergelijke voorstellingen nog jaarlijks plaats.

Bei Cok (1920 - 2013) uit Kruiningen was een van de pioniers op Zuid-Beveland. Voor de oorlog was hij lid van de fanfare (EMM). In 1942 werd Cok lid van de mandolinevereniging Excelsior die in 1941 was opgericht. Hij schopte het tot eerste gitarist en gaf ook anderen gitaarles. In de oorlog moest Cok in Duitsland werken maar daarna pakte hij de draad weer op in Excelsior. Cok was als schrijver en artiest van sketches en liedjes actief bij de jaarlijkse uitvoeringen tussen 1946 en 1950. In een revueachtige voorstelling lanceerde hij de typetjes Wannes en Freek. Het duo bestond uit Cok zelf en Kees Buijze. Het tweetal maakte veel indruk met het lied De jeep waarbij zo’n zelf geknutseld voertuig op het toneel verscheen. Het duo trad in die jaren ook op in andere plaatsen. Wan me bin Zeeuwen was eveneens een succesnummer. Het lied dat Surrender later omvormde tot rocknummer, bereikte in 2007 nog de veertiende plaats in de eerste Zeeuwse Top-40. In 1951 zette Cok een punt achter de mandolinevereniging.
Ad Leijdekkers (1926 - 1995) was actief op Schouwen. Hij werd kort na de oorlog lid van het revuegezelschap MCD (genoemd naar M.C. Doeleman) dat zich steeds meer in de richting van cabaret ontwikkelde. De bankemployé schreef verhalen, liedjes en gedichten, zowel in het Nederlands als het dialect. In de Zierikzeesche Nieuwsbode schreef hij, als Arjaon, iedere week een stukje in ’t Zêêuwse oekje. Hij vond dat jongeren vooral in het Nederlands moesten leren praten maar betreurde het als het dialect zou verdwijnen. Dat blijkt ook uit zijn lied De Zeeuwse taele is t’n moaisten van aolemoale!9 waarbij hij zichzelf begeleidde op gitaar.
Op Walcheren was Jo den Hollander (1916 - 2002) de stuwende kracht achter cabaretachtige shows. Hij speelde piano en al vanaf zijn middelbare schooltijd schreef en zong hij liedjes. Later werden die met verbindende teksten door kleine groepjes tot shows aaneengebreid. Daarmee trad hij op voor dijkwerkers en personeelsverenigingen. De onderwijzer die vanuit zijn geboorteplaats Oostkapelle, via Bergen op Zoom en Goes, op zijn achtste in Middelburg terecht kwam, beheerste het dialect niet echt. Toch maakte en zong hij enkele liedjes in de streektaal10.

De belangstelling voor de dialectmuziek liep in de jaren zestig sterk terug. Enerzijds door de opkomst van de popmuziek uit Engeland en Amerika maar vooral omdat de gedachte had post gevat dat ‘netjes spreken’ een ieder op een hoger plan zou brengen. De opkomst van de Nederlandstalige pop11 zorgde eind jaren zeventig voor een nieuwe opleving. Die werd versterkt door het blijvende succes van het in 1975 met dialect gestarte Normaal. De revival ging niet aan Zeeland voorbij.
Engel Reinhoudt (1946) uit Wolphaartsdijk wacht die tweede opleving niet af. Hij hoort liedjes van de West-Vlaamse bard Willem Vermandere en raakt er door geïnspireerd. Al in het midden van de jaren zeventig schrijft hij liedjes in het Zuid-Bevelands waarmee hij zo nu en dan ook optreedt. Tijdens de derde dialectendag van de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek12 in 1979 zingt hij ook. Sindsdien is hij op jaarlijkse bijeenkomsten in Kapelle een regelmatige verschijning.

Vanaf begin jaren 80 legde Ivory Tower Records het dialect in de Nederlandse randgewesten op langspeelplaat vast. Fred Rootveld uit Bornerbroek was de initiator13. De afleveringen werden naar de streek of provincie genoemd: Twente Plat, Drenthe Plat, Brabant Plat enzovoort. Honderden artiesten door het hele land werkten er aan mee14. Op de eerste Zeeland plat-lp uit 198015 verschenen Jilles de Puut, Wim de Vos en De Schompen.
Jilles de Puut was de artiestennaam van Rien de Jonge (1923 - 2002). Hij stond aan het eind van de jaren veertig al op de planken. Kort na de bevrijding was hij cabaretier in een klein groepje dat voortkwam uit de Toneelvereniging Kloetinge. Accordeonist Wim de Vos werd zijn vaste begeleider. Beiden luisterden vele bruiloften en partijen op. De Jonge was te gast bij verschillende radio-omroepen; onder meer de VARA en de NCRV. Verder leverde hij bijdragen aan verschillende tijdschriften.
Peter Dieleman (1954) en Jan Proos (1955) noemden zich De Schompen. De twee vrienden speelden al sinds hun opleiding aan de MTS samen. Met de bluesband Aiemehassus traden ze op in binnen- en buitenland. Op de plat-lp stonden Willem Proos (gitaar) en Luuk Witkam (slagwerk) het duo bij. In 1981 verscheen de eerste eigen lp16 van de zanger-gitaristen met zelfgeschreven liedjes in het Zeeuws. Na het vertrek van Proos naar Australië gaat Dieleman alleen verder. Met Jewannes van der Linde bereikten De Schompen nog de tiende plaats in de Zeeuwse Top-40 van 2007.
Ambras, uit het Land van Hulst, start in 1981. De groep bestaat sinds die tijd uit Hans van Bellen (gitaar en zang), Rob van Bellen (viool), Jos Neve (accordeon, bas en zang) en Piet Scheerders (gitaar en zang). De onderwijzer Scheerders speurt dan al langer naar liedmateriaal op allerlei plaatsen. Ook oude Nederlandse en Vlaamse liedjes zet de groep om in het Zeeuws-Vlaams.
Jilles de Puut en zijn accordeonist waren weer aanwezig op Zeeland plat 217; deze keer vergezeld van Tilly den Boer. Zij is geboren in Zeeuws-Vlaanderen maar verhuisde naar Hansweert. Als Tilly de Kok trad ze al op toen ze elf was. Op haar dertiende werd ze lid van het gemengd koor Arti et Amacitiae. In het midden van de jaren vijftig zong ze in de band Ramses en de Rockers. Ook maakte ze naam met het zingen van klassiek repertoire. Ze was als sopraan lange tijd vaste soliste van het Zeeuws Mannenkoor. Maar ze werd ook bekend met haar humoristische conference Tanne uut Kwèdamme. Op de lp is ze met liedjes en conferences vertegenwoordigd.
In de jaren tachtig trad ook Elvira Vos-Simons (1937) op. De dirigente van De Westhoekzangers zong - gestoken in Schouwse klederdracht - ook liedjes in het Zeeuws, onder meer van de onderwijzer Henk Blom.
De lp’s in de plat-serie blijven populair. Op Zeeland plat 318 is de artiestenlijst geheel nieuw. Dries van Baaren uit Middelburg en Simon Berrevoets uit Goes houden conferences. Engel Reinhoudt en de cabaretgroep Zo Zijn We Nu Eenmaal zingen liedjes. Op de vijfde dialectendag van de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek in 1981 had deze Noord-Bevelandse groep, die vooral bestond uit mensen van rond de twintig, zich al gepresenteerd. Met liedjes met een knipoog, zoals UFO in de spruuten, greep de groep weer een beetje terug op de revuetraditie. Kees van Damme en Kees van Boven leverden de liedjes en voerden de regie.
In 1983 verscheen Zeeland plat 419 als voorlaatste lp in de serie. Naast vertrouwde namen, Dries van Baaren, Jilles de Puut, Wim de Vos, Kees van Boven en Jo den Hollander, duiken nieuwe op. Ien van den Berg uit Middelburg declameert drie gedichten in het Zeeuws en het Westkappels Dameskoor laat onder andere met Op Westkappel bin ‘k geboren horen waar de wortels liggen.
De in Groede geboren Piet Brakman (1945) is als onderofficier, penitentiair vormingswerker en muziektherapeut lange tijd in Brabant werkzaam. Als Peter Vlaanderen zingt hij Engelstalige country-songs. In 1984 keert hij terug naar West Zeeuws-Vlaanderen maar als Wiebe van Walcheren lanceert hij al in 1982 de single De Bresjes 1720. De klassieker is nog steeds onlosmakelijk met Brakman verbonden. Hij richt in Breskens een eigen geluidsstudio in. Daar produceert hij de eerste lp van Ambras21.
Op De Christelijke Scholengemeenschap Prins Maurits in Middelharnis is ondertussen een koor onder leiding van Mar van der Veer gestart. Op 11 mei 1985 zong het meisjeskoor tijdens een dialectmiddag in Dirksland o.a. Zeumerwind - met een solo van Els van de Splunter - en andere liedjes in het Flakkees. Bijna een jaar later telde het koor 50 meisjes en 10 jongens. Op 6 mei 1986 overhandigden het oudste en jongste lid de eerste grammofoonplaat met liedjes in het Flakkees aan de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, Eelco Brinkman. Mevrouw Soldaat-Poortvliet, Teunie Knöps en Cathy Westdorp waren de tekstschrijvers.
Ook op de dialectendagen van de Zêêuwse dialectvereêniging kwamen regelmatig Zeeuwse streektaalzangers en -zangeressen voorbij. Piet de Blaey en Theo Voorberg uit Axel waren er bijvoorbeeld te gast in 1988 met voordrachten en liedjes.

De compact disc verdringt langzamerhand de vinylplaat en in 1990 start Omroep Zeeland met zijn uitzendingen. Beide veranderingen geven de streektaalmuziek in Zeeland een nieuwe impuls.

Wordt vervolgd.

Deze pagina is bijgewerkt op