Dialectmuziek in Nederland

Waar gaan we naar toe?


1. Inleiding

Graag wil ik iets vertellen over het verleden, het heden en de toekomst van de streektaalmuziek in Nederland. Ik zal dat doen dat aan de hand van verschillende Nederlandse en enkele buitenlandse artiesten.

Maar eerst totaal iets anders. Sinds de grote brand bij Chemie Pack in Moerdijk, begin dit jaar en eigenlijk ook al lang daarvoor, zijn chemici niet zo populair. Toch wil ik wel bekennen dat ik een chemicus ben.
Wat u zich nu ongetwijfeld afvraagt is: Wat heeft een chemicus in vredesnaam met streektaalmuziek te maken? Eigenlijk is dat een lang verhaal maar ik zal het proberen kort samen te vatten in een chemische formule. In een gezelschap dat voor een groot deel uit taalkundigen en musici bestaat, is dat natuurlijk zoiets als vloeken in de kerk. Velen van u zullen immers zeggen ‘scheikunde zat niet in mijn pakket’. Toch ga ik het proberen. Hier is de reactievergelijking:

Streektaal + Muziek → Chemie

Met andere woorden: Er is veel chemie tussen streektaal en muziek. Je zou zelfs kunnen spreken van een symbiose. Als je streektaal en muziek samenvoegt, versterken ze elkaar.
Let goed op! Nu komt het moeilijkste deel van mijn betoog. De reactie - misschien is het beter om te spreken van het proces - is exotherm. In gewone taal wil dat niets anders zeggen dan dat er warmte bij vrijkomt. In sommige gevallen is dat zelfs heel veel.

2. Ede Staal

Een artiest die nog steeds veel warmte afgeeft, is Ede Staal (Warffum,1941 - Delfzijl, 1986). In Nederland zijn de liedjes van hem in vrijwel alle streektalen vertaald. Ook in het Vlaams (vertaald en gezongen door Juul Kabas) en in het Japans kom je zijn teksten tegen. Zijn muziek, teksten en stijl maakten iets los bij diverse artiesten die vervolgens zijn liedjes vertaalden. De ene keer was dat bij het luisteren naar een cd of de radio. Een andere keer door het kijken naar een documentaire of de film ‘De Poolse bruid’.
Sinds 1998 staat Het het nog nooit zo donker west onafgebroken op de eerste plaats van de jaarlijkse hitlijst van RTV-Noord. In 2004 behaalde de Limburgse versie van het lied, uitgevoerd door Paul van Loo en Ivo Rosbeek, zelfs de eerste plaats van de top-100 van de regionale zender L1.
In het Gooi, beter gezegd in Hilversum, lijkt men echter wat moeite te hebben met de Groninger zanger. In 2004 ‘dreigde’ hij met dat populaire lied in de hoogste regionen van de landelijke Top-2000 te eindigen door een actie van het Dagblad van het Noorden. De zendermanager greep echter in en verwijderde het lied uit de lijst.
Deze zomer ging het opnieuw mis. In verband met de herdenking van de vijfentwintigste sterfdag van de liedschrijver en zanger, organiseerde RTV-Noord een speciale Ede Staal-week. De cd As vaaier woorden behaalde kort daarop een 64e plaats in de ‘Beste album top-100’. Na twee weken werd de cd echter weer uit de lijst verwijderd. Oude geluidsdragers hoorden, zoals toen pas bleek, niet in die lijst thuis.

3. Normaal

De bekendste Nederlandse streektaalmuziekgroep is ongetwijfeld ‘Normaal’. Veel mensen denken dat de streektaalmuziek in Nederland - op Hemelvaartsdag 1975 in het openluchttheater in Lochem - met ‘Normaal’ is begonnen. Dat is echter onjuist. ‘Normaal’ is niet de eerste band die muziek maakte met dialectteksten. De Twents-Achterhoekse formatie ‘Spitfires’ bijvoorbeeld was er al veel eerder. Die band bestaat nog steeds, zij het in een andere bezetting. ‘Normaal’ was wel de eerste groep die - met Oerend hard - de hitparade binnenstormde. Op die manier stimuleerde de band veel andere streektaalgroepen. Iedere provincie telt wel een rockgroep die zijn voorbeeld ziet in ‘Normaal’.

4. Jan van Riemsdijk

Voor ‘Normaal’ werd er dus ook al gezongen in streektaal. Dat gebeurde in Groningen, Friesland, Brabant en Limburg. Toch was streektaalzang geen gemeengoed. De liedonderzoekers Ate Doornbosch (die vooral in noordelijk Nederland actief was) en Harry Franken (actief in Noord-Brabant) vonden in hun opgetekende liedjes maar een klein deel dialectteksten.
De aanzet voor de eerste opleving van het dialectlied leverden mensen zoals Jan van Riemsdijk (Rotterdam, 1879 - Heerde, 1954). De zoon van een tabakshandelaar was al voor de Tweede Wereldoorlog een van de eerste zangers. Hij verhuisde in 1889 naar Heerde waar bij landbouwer en zuivelfabrikant werd. Hij was geen echte dialectspreker maar zong wel liedjes in het Veluws. Later gaf hij die liedjes ook nog in boekvorm uit. Van Riemsdijk was bovendien de schrijver van het Gelders en het Heerder volkslied. Af en toe worden zijn liedjes nog gezongen.

5. Harry Bordon en Frits Rademacher

De radio zorgde voor de eigenlijke doorbraak van de streektaalmuziek. Na de Tweede Wereldoorlog verschenen in Nederland de regionale radio-omroepen. Bij de uitzendingen was er relatief veel aandacht voor regionale artiesten. Sommige zangers kregen daardoor zelfs landelijke bekendheid zoals Harry Bordon (Venlo, 1921- Amsterdam, 1980) met Wie sjoen os Limburg is en Frits Rademacher (Sittard, 1928 - Sittard, 2008) met 't Huikske. De twee Limburgse troubadours waren regelmatig voor de Katholieke Radio Omroep (KRO) te horen.
Andere streektaalartiesten met landelijke uitstraling waren Martina (Janny Stalknecht) en de Boertjes van Buuten. De laatsten borduurden voor een deel voort op de populariteit (en het pseudodialect) van Jan van Riemsdijk.
Midden jaren vijftig deed de televisie zijn entree. Ook op het scherm verschenen streektaalartiesten, zoals de ‘Grunneger Minstreels’.
Die eerste opleving duurde tot eind jaren vijftig. Omstreeks 1960 liep de populariteit terug. Enerzijds door de opkomst van de popmuziek uit Engeland en Amerika maar vooral door de gedachte dat ‘netjes spreken’ belangrijk was om iets in het leven te bereiken. Voor de radio werden regionale accenten geweerd. Slechts bij de op het zuiden gerichte KRO viel regelmatig een ‘zachte g’ te beluisteren.
Tegen de millenniumwisseling verdwenen de bezwaren. Dialect kreeg in reclames een degelijke en betrouwbare lading. De streektaalmuziek leefde weer op door groepen als ‘De Kast’, ‘Skik’, ‘Rowwen Hèze’, ‘Twarres’ en natuurlijk nog steeds ‘Normaal’.
Die groei zit er nog steeds in. Op mijn website “Streektaalmuziek in Nederland” (www.streektaalzang.nl), noteer ik aan de hand van verschillende bronnen een toename van circa één artiest (of groep) per dag. Op dit moment staat de teller op 4869 streektaalartiesten. Begin volgend jaar hoop ik de vijfduizendste artiest te registreren.
Sommigen beweren dat streektaalmuziek zo populair is omdat het maken van een cd eenvoudig en goedkoop is. Die redenering is iets te simpel. Je moet immers al in het dialect zingen voordat je een streektaal-cd kunt maken.

6. Gabriella Oberkofler

Ongetwijfeld lift de streektaalzang mee met de ‘dialectrenaissance’. Ondanks de teloorgang van het dialect verschenen er immers nog nooit zoveel boeken en columns in streektaal. Ook toneelvoorstellingen in streektaal zijn erg populair.
Het nieuws verspreidt zich tegenwoordig razendsnel en internet is een vrijwel onuitputtelijke informatiebron. Door dergelijke veranderingen lijkt de eigen omgeving te verdwijnen. Mensen gaan daarom op zoek naar een eigen regionale identiteit. Dit verschijnsel noemt men glokalisering. De individuele drijfveer die dit verschijnsel veroorzaakt noem ik ‘wortelzucht’. Dat is dus geen enge plantenziekte maar gewoon een sterk verlangen naar de wortels van je eigen verleden.
Het meest pregnante voorbeeld van die drang kwam ik tegen op de tentoonstelling ‘Volkscultuur’ die deze zomer in het Cobramuseum voor Moderne Kunst in Amstelveen plaatsvond. Daar trof mij het zogenaamde Gipfelstürmen van Gabriella Oberkofler (Bozen, 1975). De kunstenares groeide als kind op in Zuid-Tirol, midden tussen de bergen. Na haar verhuizing naar Stuttgart miste ze die omgeving. Daarom beklom ze in haar nieuwe woonplaats allerlei heuvels en puinhopen. Als ze naar boven was geklommen, begon ze te jodelen onder begeleiding van een meegebrachte accordeon. Dat alles legde ze bovendien vast op video.

7. Katinka Polderman

Ook Nederlandse streektaalartiesten kennen vormen van wortelzucht. Een duidelijk voorbeeld is Katinka Polderman (‘s-Heer Abtskerke, 1981). U kent haar misschien als cabaretière maar zij is ook zangeres van Zeeuwse blues. Ze woont in Den Bosch en zoekt via internet regelmatig contact met Omroep Zeeland om via sprekers in het programma ‘Zegt u het maar’ toch de Zeeuwse tongval te kunnen horen. Ook logt ze in op de audiodatabank van het Meertensinstituut om echt dialect te beluisteren. Dat weten we allemaal door een artikel in het Zeeuws Tijdschrift, “Dialect als portable erfgoed” (Polderman 2011). Het nummer was geheel gewijd aan het 10-jarig bestaan van de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ).
Een ander voorbeeld van wortelzucht toonde Daniël Lohues begin jaren negentig in Utrecht. Tijdens rijn studie daar voelde hij zich alleen en begon spontaan liedjes in het Drents te schrijven. Blijkbaar liggen heimwee en wortelzucht dicht bij elkaar.

8. Driekusman

Een andere belangrijke reden voor de opleving van streektaalmuziek is het gebrek aan een echte, eigen volksmuziektraditie in Nederland. Er bestaan weliswaar traditionele dansen - sommige zelfs met dialectteksten zoals de Driekusman - maar er zijn weinig Nederlanders die daar hun eigen wortels in herkennen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Ierland, Scandinavië en de Balkan waar traditionele muziek een geheel eigen klank heeft. In Scandinavië heeft zelfs elke gemeente een eigen musicus die de traditionele muziek op scholen doorgeeft. In Nederland hebben we daarentegen het zangonderwijs afgeschaft. Muzikanten met wortelzucht kunnen in Nederland dus niet bij ‘eigen muziek’ terecht. Het gebruik van de eigen streektaal is dan een soort hulpoplossing om dat te compenseren.

9. Hans van der Lijke

Een andere belangrijke factor voor het gebruik van streektaal, speelt bij het schrijven van liedteksten. Een fraai lied berust meestal op een goed idee. Daarna start echter het echte karwei. De uitwerking is vaak tijdrovend. Liedkunstenaar Hans van der Lijke (Bilthoven, 1943) uit Groningen noemt dat proces terecht een ambacht.
Schrijvers van verhalen hebben meestal wel de ruimte om een term nader te verklaren. Liedschrijvers echter moeten vaak woekeren met woorden om een korte, krachtige tekst te creëren. Het dialect helpt daarbij. Vooral omdat het veel meer variatie en nuances kent. Oude streektalen ondervonden immers veel minder invloed van de taalnormering. Als je met dialect opgegroeid bent, leen je vaak woorden die niet exact in het ABN zijn te vertalen. Liedschrijvers, kunnen daarom zaken vaak beter in hun eigen dialect beschrijven.
Uit de vele interviews die ik met streektaalzangers hield, komt als rode draad naar voren: “Het dialect ligt dichter bij mijn gevoel”. Daarnaast is het natuurlijk ook veel gemakkelijker om een lied te schrijven zonder woordenboek dan met. Bij het schrijven van Engelse teksten is dat bij vele Nederlanders toch een noodzaak. Juist daarom switchen veel tekstschrijvers van Engels naar streektaal.

10. Radio

Bij de popularisering van muziek zijn goede voorbeelden belangrijk. Radioprogramma's stimuleren dus. In enkele provincies klinkt dagelijks een programma met streektaalmuziek.
Dat zijn Twei deuntjes veer ain cent bij Radio Noord in Groningen met presentator Henk Scholte (1959), Radio Froskepôle bij Omrop Fryslân met presentator Gurbe Douwstra (1954) en Plat-eweg (Radio L1) in Limburg, met presentator Henk Hover (1967). Opvallend is dat de presentatoren zelf ook streektaalartiest zijn.
In die drie provincies is het aantal streektaalartiesten - gecorrigeerd naar het aantal inwoners - hoog. Of dat de oorzaak is van deze radioprogramma's, is niet helemaal duidelijk. Maar als het werkelijk gebruik van de streektaal bepalend is, zou Drenthe in deze rangorde duidelijk voor Groningen moeten eindigen. RTV-Drenthe stopt weliswaar veel streektaal in zijn programma's, maar het muziekprogramma Op Streek gepresenteerd door Bert Kamping (1971) is daar enkel op zondagmiddag te beluisteren. Blijkbaar is dat niet voldoende om door te dringen tot de ‘streektaalartiesten-top-drie’.
Via internet zijn enkele muziekprogramma's continu te beluisteren. Dat zijn bij L1, Plat-eweg, bij Omrop Fryslân Omrop Nonstop en Alles plat bij RTV-Oost. Het laatste programma is een samenwerking van enkele regionale omroepen en laat Nedersaksische streektaalmuziek en -cabaret boren.

11. Beppie Kraft

Beppie Kraft (Maastricht, 1946) is wereldberoemd in Limburg. Daar buiten kennen slechts weinigen haar. Toch is zij een van de meest productieve streektaalzangeressen in Nederland. Ze zingt al vanaf haar elfde en doet dat nog steeds. Vorige maand verscheen haar nieuwste cd. Ze bracht zeker 28 singles en 23 albums (lp/cd) uit. Bovendien verscheen ze op maar liefst op 129 verzamelaars (lp/cd).
Kraft beweegt zich in het Limburgs op de grens tussen de carnavals- en de ‘gewone’ dialectmuziek. In Limburg is die grens erg vaag. Zangers en zangeressen zijn vaak actief in beide circuits. De populariteit van de dialectmuziek in die provincie is mede daaraan te danken. Meer dan 40% van de streektaalartiesten komt uit Limburg.
Elke stad en zichzelf respecterend dorp organiseert er jaarlijks een carnavalsliedjeswedstrijd. De regionale kranten promoten die wedstrijden. De belangrijkste Limburgse wedstrijd (feitelijk de finale) is het Limburgs Vastelaovesleedjes Konkoer (LVK). Het evenement wordt rechtstreeks uitgezonden op de regionale televisie (L1). In 1986 won Beppie Kraft dit LVK met Jao, hei in Limburg.
De kaping van het carnavalslied door de ‘Hollandse’ muziekindustrie leverde tien jaar eerder de aanzet voor deze wedstrijd. Liedjes als Ik heb worstjes op mijn borstjes (Ria Valk) en 'k Heb hele grote bloemkolen (André van Duin) droegen zo bij aan het hervinden van de Limburgstalige muziekcultuur. Een soort van buitenaf geactiveerde wortelzucht dus.

12. Wim Kersten

Ook in andere provincies viert men carnaval zoals in veel dorpen en steden in Noord-Brabant. Daar klinkt echter niet altijd het authentieke dialect. In Den Bosch treden tientallen groepen op in het Oeteldonks tijdens het jaarlijkse Kwèkfestijn. De meeste feestvierders zingen en spreken dit pseudodialect alleen bij die gelegenheid.
Wim Kersten (Den Bosch, 1924 - Den Bosch 2001) was schoenwinkelier in Den Bosch maar bovendien liedjesschrijver en zanger. Hij werd vooral bekend van de ‘Twee Pinten’. In 1960 waagde hij zich - na enig aandringen - voor het eerst aan het Kwèkfestijn en in 1963 won hij deze wedstrijd met het lied Ik wil drie doage. We kunnen er overigens van uitgaan dat zijn Oeteldonks erg dicht bij het authentieke Bosche stadsdialect heeft gelegen.
De Kleinkeinder’ wonnen in 1996 het Oeteldonks Kwèkfestijn. In januari 2002 bereikte hun lied Lekkere worst van de HEMA de Nationale Hitparade. Ook daaruit blijkt dat de grens tussen carnavaleske muziek en populaire muziek niet erg scherp is.

13. Merel Moelker

Merel Moelker (Boekelo, 1992) is de winnares van de Twentse Jazzerieje. Deze wedstrijd voor jazzzangers en -zangeressen vond deze zomer in Enschede plaats. Het is niet de enige competitie in Overijssel want ook in de gemeente Hellendoorn vonden liedwedstrijden in dialect plaats (Grondtoon). Ook in andere provincies zijn er wedstrijden. In Friesland kennen we Liet en Stellingwarfpop, in Drenthe het project van de Stichting Drentse Muziek Maatschappij, in Zeeland Zing Zeeuws, in Noord-Brabant Brabants Moiste en in Limburg naast de gebruikelijke carnavalswedstrijden ook nog het Mooi Limburgs Muziekfestival.
Op dit soort evenementen klinkt tijdens de finale vaak erg veelzijdige muziek. De wedstrijden leveren vrijwel altijd nieuwe artiesten op. Bovendien blijft van die nieuwe artiesten ook weer een aantal in streektaal zingen.

14. Alle soorten

Omdat we in Nederland geen echte eigen volksmuziektraditie kennen, is de uitgevoerde muziek erg veelzijdig. Je komt in de streektaalmuziek de meest uiteenlopende stijlen tegen. Neem de hiphop van ‘Rebzjie’ in Limburg of de klassieke muziek van ‘De Koning en de Dame’ uit Groningen. Dat duo zette zelfs orkestleden van het Koninklijk Concertgebouworkest in om hun cd meer glans te geven. Er is Drezz oftewel Drentse Jazz, van Martijje en natuurlijk is er rock zoals de zeer populaire ‘Oôz Joôs’ die in het West-Fries produceert. Er zijn veel individuele zangers (man met gitaar), echter veel minder zangeressen. Je hoort veel blues en country en dat klopt, want volgens Daniël Lohues zijn die beide stijlen ook vormen van plattelandsmuziek. In feite kom je in streektaal alle soorten muziek tegen uit de ‘normale’ muziekwereld.

15. Jeugd

Streektaalzang is niet alleen van en voor ouderen. Vooral in eigentijdse muziek, zoals metal en hiphop, laten jongeren horen dat ze trots zijn op hun eigen dialect.
Bij de hardrockgroep ‘Fûck’, die in het Zeeuws zingt, lag de gemiddelde leeftijd bij de start van de band op 17 jaar. Maar het kan nog jonger. De band ‘Outside’ uit Limburg bestaat uit leden met een gemiddelde leeftijd van 16,5 jaar en de bandleden van ‘Infa’ uit Sittard zijn nog maar 14 jaar jong.
Er zijn ook speciale zangprojecten voor de jeugd. In Friesland zingen jongeren tussen de 12 en 18 jaar in het Fries tijdens de zangcompetitie Sjong. Daarbij spelen ook filmpjes op YouTube een belangrijke rol. In zuidwest Drenthe, Tilburg en Zeeuws-Vlaanderen lukte het aardig om basisschoolleerlingen in streektaal te laten zingen. Het grootste project is ongetwijfeld het Kinger Vastelaovend Leedjesfestival (een soort LVK voor de jeugd) met uitvoerenden rond de 12 jaar.

16. Syb van der Ploeg

Een van de motoren van de Fryske Music Night - let op het moderne taalgebruik! - is Syb van der Ploeg (Dokkum, 1966). Deze muziekavond vindt sinds enkele jaren plaats in Leeuwarden. Zo'n 8500 mensen luisteren er naar Friese artiesten en bekende Nederlandse artiesten zoals Ilse DeLange, Rob de Nijs, Lee Towers, Ellen ten Damme en Liesbeth List. Die bekende artiesten zingen op die avond ook in het Fries. De recensent van de Leeuwarder Courant noemde dat “een staaltje nieuwe folklore.” De vraag blijft of zoiets popularisering, commercialisering, kwaliteitsverbetering of verloedering van de streektaalmuziek is. Zeker is wel dat hiermee een nieuwe trend wordt gezet, waarbij de authenticiteit van de streektaal verloren gaat.
Iets dergelijks gebeurt overigens niet alleen in Friesland. In Drenthe werd dit jaar de Drentse bluesopera opgevoerd (kortgeleden ook nog succesvol in Carré). Daar traden onder anderen de Friezin Annemaaike Bakker en de Groninger Albert Secuur op om belangrijke rollen in het Drents te zingen.

17. Brenda Wootton

Sommigen maken zich zorgen over het op korte termijn uitsterven van de streektaal en daarmee van de streektaalmuziek. Die zorg blijkt na eerdere voorspellingen onterecht. Natuurlijk zijn er (streek)talen die uitsterven. In Cornwall werd tot het einde van de achttiende eeuw Cornish gesproken. Sinds 1928 wordt dit Kernowek echter weer gezongen door barden uit die streek nadat een taalkundige in 1904 een handboek over die Keltische taal samenstelde.
Een van de grootste vertolkers van die Cornische zang was Brenda Wootton (1928-1994), alias de Meeuw van Newlyn. Andere zangers en zangeressen hebben intussen de fakkel van haar overgenomen.

18. Conclusies

Ik kom tot enkele conclusies:

1. Ook in de toekomst zullen jongeren blijven zingen in streektaal.

2. Steeds meer artiesten zingen over hun eigen streektaalgrens heen. Niet alleen in de vorm van vertalingen maar ook in een `vreemde' streektaal.

3. Zolang er op radio en tv aandacht is voor streektaalmuziek zullen er nieuwe streek-taalartiesten opstaan.

4. Er zal veel verder in de toekomst streektaalmuziek klinken dan we nu veronderstellen.
Dialecten zijn niet alleen veel taaier dan we denken, maar ook als de streektaal als spreektaal is uitgestorven, zal er worden gezongen.

Deze tekst is overgenomen uit:

"Muziek in streektaal"
ISBN 978-94-91065-62-0
Groningen 2013

Deze pagina is bijgewerkt op